Overdenking juni 2023
Overdenking juni 2023
‘Ik had besloten u geen andere kennis te brengen dan die over Jezus Christus – de gekruisigde.’Kortgeleden kreeg ik de vraag of ik drie Bijbelteksten kon aangeven die mij bijzonder aanspreken. Uiteraard heb ik daar even over nagedacht maar heel lastig vond ik de vraag niet. Nou is een keuze voor een of een paar teksten altijd wat willekeurig. Het hangt immers mede af van het moment waarop zo’n vraag wordt gesteld of in welke gemoedstoestand je jezelf bevindt. Begrijpt u me goed, er speelden geen dramatische zaken in privé- of werksfeer, maar omstandigheden, werkzaamheden en dergelijke spelen een rol. Van de drie teksten die ik koos kwamen er twee uit het Oude Testament en één uit het Nieuwe Testament. Eigenlijk wel een mooie verdeling zo realiseerde ik mij achteraf in het licht van de omvang van beide delen van de Schrift. De teksten uit het Oude Testament komen uit de Profeten: een uit de Vroege Profeten en een uit de Late Profeten. Ik noem ze u in de volgorde waarin ze in de Bijbel voorkomen, zonder daarmee een voorkeur – laat staan een rangorde – uit te spreken. Met beide boeken waaruit de teksten komen ‘heb ik wat’. Ezechiël vanwege mijn promotieonderzoek dat ik in 2002 afrondde en 2 Samuël als boek over Gods leiding in het leven op alle niveaus van het bestaan: van de koning tot aan de ‘gewone man’. In de coronaperiode heb ik veelvuldig op dit boek gestudeerd en dat doe ik nog. De eerst tekst is te vinden in 2 Samuël 24:14. Het is het slot van Davids antwoord aan de HEER op de vraag naar de straf die hij kiest op zijn zonde van de volkstelling. ‘Ik heb ernstig gezondigd met mijn daad.’ Het was nota bene de houwdegen Joab, zijn geharde legeraanvoerder, die hem trachtte te waarschuwen dit niet te doen. David ging zijn eigen gang en liet toch een volkstelling uitvoeren om zijn militaire macht te monsteren. In plaats van vertrouwen op God stelde hij vertrouwen op aantallen manschappen. ‘Welke straf kies je op je zonde, David?’ Dat vroeg de profeet Gad namens de HEER aan David. ‘Zeven jaar hongersnood in uw rijk, drie maande op de vlucht voor een belager die u in het nauw drijft, of drie dagen pest in uw land?’ David voelt zich in het nauw gedreven. Niet door een belager waarvan de tweede mogelijkheid spreekt, maar door zijn eigen zonde. Als dat het geval is, waar kun je dan terecht? Het antwoord van David is helder en ik stem met hem in. ‘Liever vallen wij in de handen van de HEER, want groot is zijn mededogen, dan dat ik in mensenhanden val.’ Wie in het nauw gedreven is – ook als je daar zelf verantwoordelijk voor bent, zelf schuld aan hebt – dan is de beste optie je blik te richten op de HEER. De strekking van zondag 2 van de Heidelbergse Catechismus over de ellende van de mens resoneert met dit zelfinzicht bij David. Of om het modern te zeggen: Davids zelfreflectie drijft hem in de armen van de HEER. Je verwacht uitkomst van en bij Hem (zie ook Psalm 130). De tweede tekst ligt in het verlengde hiervan. Die koos ik uit Ezechiël 34:11 (mijn ‘intredetekst’ hier). In een aanklacht van de HEER tegen de slechte herders van Israël – slechte leidslieden – verwoordt de HEER hoe Hij in de bres zal treden voor zijn schapen, zijn volk. ‘Ik zal zelf naar mijn schapen omzien en zelf voor ze zorgen.’ Hoe gebrekkig of mogelijk zelfzuchtig de herders van Israël ook zijn, ten diepste kunnen zij de schapen van de HEER niet ontvreemden. Ze zijn van Hem als een onvervreemdbaar bezit. Ondanks alle moeite en leed die de schapen ervaren en meemaken – wat kunnen mensen elkaar aandoen aan pijn, leed, onrecht, verstrooiing en noem maar op – de HEER verliest de zijnen niet uit het oog. Ze zijn voor altijd in zijn hart en in zijn hand. Deze belofte vormt de opmaat voor de derde tekst. Die is genomen uit het Schriftgedeelte 1 Korintiërs 1:26-2:5. Paulus legt ons voor dat wij geen enkele grond hebben om ons op te beroemen tegenover God. Wij zijn immers geen schapen van zijn weide krachtens geboorte maar door roeping. ‘Wil iemand zich op iets beroemen, laat hij zich op de Heer beroemen.’ De blik is opnieuw geheel en al op God gericht. Gods omzien naar de wereld is samen te vatten in die ene naam, namelijk Jezus Christus. In Hem komen de lijnen samen van Gods grote mededogen uit 2 Samuël 24 en zijn eigen omzien naar zijn schapen uit Ezechiël 34. Zeker zijn er veel meer lijnen te trekken maar ik laat het bij deze drie teksten vanwege de beperkte keus die mij was voorgelegd. Paulus’ woord uit 1 Korintiërs 2:2 is het verbindingspunt van de lijnen. ‘Ik had besloten u geen andere kennis te brengen dan die over Jezus Christus – de gekruisigde,’ voor mij het hart van mijn ambt. Ik vat de tekst op als een soort containerbegrip. Alles wat over onze Heer geschreven staat en wat wij belijden, ‘past’ binnen de woorden van deze tekst en wil meegedacht, meegenomen en meegewogen zijn. Mooier of beter dan lied 578: 2 kan ik het niet zeggen. Bewaar mij dat ik roemen zou dan in mijns Heren Christi dood. Al wat ik anders noemen zou is niets bij dit mysterie groot. Vanzelfsprekend gaat het niet om mijn keuze of voorkeur. Wel herken ik in deze drie teksten een grondgedachte voor de manier waarop ik in het ambt van dienaar van het Woord sta. Niet alles is tot op de laatste punt en komma ingevuld en vastgelegd. We herkennen elkaar echter in de centrale plaats van Jezus Christus. Ds. Jurrien Mol | ||
terug | ||