Overdenking juni 2021
Overdenking juni 2021
Want de HEER van de hemelse machten, die mij zijn grootheid heeft geopenbaard en die mij gezonden heeft, zegt over de volken door wie jullie geplunderd zijn: ‘Wie aan mijn volk komt, komt aan mijn oogappel! Ik zal mijn hand dreigend naar hen uitstrekken, zodat zij op hun beurt geplunderd worden door degenen die zij hadden geknecht.’ Dan zullen jullie inzien dat de HEER van de hemelse machten mij gezonden heeft. Zacharia 2:12-13 Kortgeleden las ik een stuk over de manier waarop gemeenten en dus gemeenteleden (want zij vormen en zijn de gemeente) predikanten ‘wegen en beoordelen’. Opmerkelijk genoeg liep de waterscheiding niet langs de vragen van recht- of vrijzinnigheid maar langs de weg van de mening over Israël en het Israëlisch-Palestijnse conflict. ‘Dominee, wat vindt u van Israël?’ Actueel in dit kader is de open brief van vijf predikanten binnen de PKN over excuses van de kerk aan het Palestijnse volk waarover later meer. Nou kun je van alles van Israël vinden want Israël heeft al een lange geschiedenis. Er is dus veel waarover je een mening kunt hebben. Het Oude Testament bijvoorbeeld houd mij altijd meer dan betrokken bij Israël omdat ik daarin lees dat het Gods volk is. Hij heeft zijn verbond met Abraham gesloten en dat van tijd tot tijd vernieuwd én hersteld als het weer eens beschadigd was geraakt of gebroken. De grootste vernieuwing van zijn verbond is in Jezus Christus zodat wij sinds Hem van een nieuw verbond in zijn bloed spreken. Dat verbond in deze Joodse Messias is het grote genadebetoon van God waardoor ook wij – die tot de volken behoren (‘de heidenen’ in de oudere vertalingen) – mogen delen in de beloften van God. Wij zijn geen tweederangs verbondspartners maar ook niet degenen die vooropgaan laat staan dat wij de vervangers zijn van Gods eerste liefde, zijn verbondsvolk Israël. Het misachten van deze juiste theologische verhoudingen heeft met name ook in Europa ruimte gegeven aan veel leed voor het Joodse volk: antisemitisme dat tenslotte uitmondde in de Sjoa (Holocaust). God heeft zijn verbond met Israël nimmer herroepen of opgezegd. Zijn beloften aan dat volk zijn niet van mindere waarde geworden door de komst van Jezus Christus. Wel kunnen we spreken van vervulling maar niet van vervanging. Dit behoort ons bescheiden te maken in onze theologische uitspraken over Israël. Paulus’ woorden in Romeinen 9-11 roep ik hierbij graag in herinnering. De tekst uit Zacharia die boven de overdenking staat, mag gelezen worden als de opmaat van wat Paulus schreef. Er is bijbels-theologisch geen rechtvaardiging te vinden om Gods volk Israël zijn bijzondere plaats bij God te ontzeggen of af te nemen. Nu weer naar de vraag: ‘Dominee, wat vindt u van Israël?’ Meestal wordt hiermee bedoeld hoe je denkt over het Israëlisch-Palestijnse conflict. Laat ik er duidelijk over zijn dat geweld naar mijn mening geen oplossing biedt. Tegelijk is het mij duidelijk dat er soms geen andere optie bestaat dan het toepassen van geweld. Daarom hebben wij in onze samenleving het geweldsmonopolie toevertrouwd aan de overheid, om ons als burgers te beschermen tegen geweld van binnenuit en van buitenaf. De staat Israël maakt gebruik van dit geweldsmonopolie om de burgers te beschermen tegen de rakettenregens vanaf de Gazastrook. De beweegredenen van Hamas zijn divers maar het ultieme doel is de vernietiging van Israël als Joodse staat. En daar wringt de bijbels-theologische schoen. Er valt zeker heel wat af te dingen op het optreden van de Israëlische overheid. Meestal wordt dit verwoord als het ontbreken van proportionaliteit in de reactie op de lukraak op alle inwoners van Israël afgeschoten raketten. Het vernietigingsdoel van de Joden in Israël – wat ten diepste de drijfveer van Hamas is – raakt een andere snaar. De profetische woorden uit Zacharia 2 laten zich horen. Israël is Gods oogappel en Gods woorden daarover zijn vrij helder. Uiteraard weet ik dat deze tekst op verschillende manieren gelezen kan worden en dat er enkele exegetische problemen mee samenhangen. Ongeacht deze kwesties is één ding helder: wie zich vergrijpt aan Gods volk zal de consequenties daarvan dragen. De staat Israël en Gods volk in de Bijbel vallen niet samen en zijn niet gelijk te stellen. Hiervan ben ik mij zeker bewust. Maar waar anders is Gods volk zo nadrukkelijk te herkennen als zeker ook onder de Joodse inwoners van de staat Israël? Ik zie geen andere plek in de wereld en de Bijbel is er wat mij betreft duidelijk over. Dit houdt niet in dat je geen kritiek mag hebben. Vanaf oudtestamentische tijden is er al zelfkritiek in Israël waar de profeten namens God uiting aan geven. Lees maar eens de beoordeling van de koningen; zelfs van David, de man naar Gods hart. Deze heilzame bijbelse zelfkritiek ontbreekt momenteel weleens maar is helaas in de Palestijnse kringen van de Hamas (begrijpelijkerwijs want zij lezen de Koran) geheel afwezig. De blinde woede op Israël wordt gevoed omdat er Joden wonen. Er is niet eens sprake van verholen antisemitisme. De open brief van vijf predikanten om excuses aan het Palestijnse volk te maken (https://kairos-sabeel.nl/excuusaan-palestijnen/), roept geen instemmende gedachten bij mij op. De verwijzing naar de vorig jaar uitgesproken excuses door de scriba van onze kerk op de herdenking van de Kristallnacht – wat een uiting was van antisemitisme die leidde tot de Sjoa (Holocaust), antisemitisme dat nu welig tiert in militante Palestijnse organisaties – vind ik een gotspe. Het en passant aanspreken van het Palestijnse volk als broeders en zusters roept evenmin herkenning op. Als broeders en zusters herken ik in de eerste plaats hen met wie ik het geloof in Jezus Christus deel, niet hen die deel uitmaken van de wereldwijde moslimgemeenschap. Het is een hachelijke zaak om met een tekst als die uit Zacharia (en kijk ook nog eens naar Ps. 17:8) de reactie van de Israëlische staat te rechtvaardigen. Ik zie de Israëlische overheid en leger niet zomaar één op één als een werktuig in Gods hand. Maar ik kan ook niet ontkennen dat God soms werktuigen heeft gekozen die ik niet bedacht of vermoed zou hebben; wat te denken van Nebukadnessar en de Babyloniërs of Cyrus (Kores). De Bijbel zet mij geregeld op het verkeerde been zodat ik niet stop met nadenken. Misschien is het wel ‘das Gebot der Stunde’ (‘het gebod voor dit uur’, namelijk het punt waar het nu om gaat) dat je als predikant gevraagd wordt naar jouw mening over Israël. Ds. Jurrien Mol | ||
terug | ||