Oktober 2015 Oktober 2015
‘Ik laat u niet gaan, tenzij u mij zegent’ 
Genesis 32: 27b                                             Lezen: Genesis 32: 23 - 32
 
Een paar weken geleden heb ik een preek gehouden over deze tekst. Sindsdien draag ik deze tekst veel met mij mee. Ik vind dit een prachtig verhaal over hoe mensen kunnen veranderen. Ons Bijbelgedeelte begint met de woorden: Het was nog nacht… Welke conclusie mag je aan deze woorden verbinden? In de eerste plaats gaat het er natuurlijk om dat dit verhaal zich in de nacht afspeelt. Maar tegelijk denk ik: wat kan het soms donker zijn in het leven van een mens. Dat geldt ook voor Jacob. Zijn leven was tot nu toe niet hoogstaand geweest. Zijn geboorte was al opmerkelijk geweest, hij had de hiel van zijn broer vastgehouden. Later ontfutselde hij aan Esau het eerstgeboorterecht voor brood en linzensoep (Gen. 25: 19 – 34). Het wordt nog erger, als hij zijn blinde vader bedriegt (Gen. 27). Geen wonder dat Esau woest was. Jakob moest vluchten. Onderweg krijgt hij in Betel de beroemde droom met een ladder, waar Gods engelen omhoog gingen en afdaalden (Gen. 28: 10 – 22). Het viel mij op dat Jakob op dat moment nog niet echt aan God was toegewijd. God zelf zegt: Ik ben de HEER, de God van je voorvader Abraham en de God van Isaak. (Gen. 28: 13). De naam Jakob wordt niet genoemd. Jakob zelf zegt even later: “Als God mij terzijde staat …. en als ik veilig terugkom … , dan zal de HEER mijn God zijn. (Gen. 28: 20, 21)
 
Ongeveer 20 jaar later keert Jakob terug naar het beloofde land. Hij was in de tussentijd getrouwd, heeft kinderen gekregen en is een zeer vermogend man geworden.
Toch denk ik, dat Jakob het verleden altijd met zich mee heeft gedragen. Dat hij zijn moeder nooit meer heeft terug gezien. Het bedrog. Esau, zijn vader Isaak. Zulke dingen vergeet je niet zomaar. En dan komt het moment, dat hij terug gaat. Hij komt bij de Jabbok. Die zal hij over moeten steken. Een overgang, die veel betekent. Hij keert terug.
Het is nacht. Alleen omdat de zon onder is gegaan? Of ook omdat hij geconfronteerd wordt met alles wat is gebeurd? Alles, wat hij met zich meedraagt?
Dan komt het verhaal van de nachtelijke worsteling. Wie was zijn tegenstander? Een engel van God? Een rivierdemon? Nog iemand anders? De meningen verschillen hierover.
 
Maar duidelijk is, dat Jakob het zelf ervaart als een worsteling met God. Ik denk dat dit ook zo is. Maar ik zie het ook als een worsteling die hij met zichzelf voert. Als je beseft wat Jakob allemaal heeft meegemaakt, hoe hij zich zelf vaak heeft opgesteld, is zijn kreet aangrijpend:
‘Ik laat u niet gaan, tenzij u mij zegent.’ Jakob, die altijd zijn eigen boontjes wist te doppen, die God niet nodig had en als het erop aankwam zelfs zijn eigen blinde vader bedroog, roept om zijn God. Een hartstochtelijke worsteling. Met zichzelf, met God. Een worsteling, waar hij ook niet zonder kleerscheuren van af komt. De laatste woorden van dit gedeelte waren: Jakob liep mank. Deze strijd laat zijn sporen na. Hij wordt erdoor getekend. Hij zal nooit meer de oude zijn. Maar hij had wel gewonnen. Vlak daarvoor staat, dat hij de zon zag opkomen. Het werd dag. Ook in zijn eigen leven brak eindelijk het licht door.
Als Jakob later opnieuw in Betel komt, bouwt hij een altaar voor de God die naar mij heeft omgezien toen ik diep in de ellende zat en die mij op mijn hele reis terzijde heeft gestaan. (Gen. 35: 3)
 
Ik heb veel van dit verhaal geleerd. God wil onze persoonlijke God zijn. Maar om God werkelijk te leren kennen, moet je soms een strijd op leven en dood leveren. Ga die strijd aan! Mogelijk zal het gevecht je veel kosten. Het kan een gevecht in de nacht zijn, donker om je heen. Maar als je uit alle macht bidt om de zegen van God, zul je die krijgen. Dan komt de zon weer op in je leven. Het gaat dan niet om de zegen van welvaart en voorspoed. Die had Jakob ook meer dan voldoende. Het gaat wel om God, die bij jou wil zijn en je zijn kracht en liefde wil geven. Als je de strijd aangaat met God, ga je de strijd aan met Hem, die al voor jouw heeft gevochten. Jezus heeft een strijd op leven en dood geleverd. Het kruis en de opstanding van Jezus beteken ook voor ons, dat wij de Jabbok van ons eigen leven kunnen oversteken.
 
Een nieuw kerkelijk seizoen is begonnen. Wij mogen elkaar bijstaan in de strijd om de zegen van God te krijgen. Wij persoonlijk, maar ook als gemeente. Doet u mee in de strijd? Strijd, door gebed. Laat God niet gaan, houd Hem vast, en Hij zal zegenen.
 
T. Deelstra
 
terug