Overdenking september 2023
Overdenking september 2023
OVERDENKING David zei: U hebt uw dood aan uzelf te wijten, want u hebt tegen uzelf getuigd door te zeggen: “Ik heb de gezalfde van de HEER de genadestoot gegeven.” 2 Samuël 1:16 Op de grens van de vakantie stelde ik twee passages uit het Oude Testament centraal die de wenkbrauwen vaak doen fronzen: de geschiedenis van Achan uit Jozua 7 en de geschiedenis van Jefta uit Rechters 11. Ze behoren tot die gedeelten die wel ‘de moeilijke passages uit de Bijbel’ heten, en dat niet ten onrechte. We hebben er vaak moeite mee wanneer normen en waarden uit zo’n andere tijd en wereld bij ons binnenkomen. Hier wil ik aandacht vragen voor nog zo’n soort geschiedenis uit het Oude Testament. Het is de macabere geschiedenis in 2 Samuël 1 waarin David de tijding ontvangt van Sauls dood. In feite maakt dat de weg voor hem vrij om de macht over te nemen. Het betekent het einde aan de vervolgingen, die David van Sauls zijde te verduren heeft gehad. Niet langer zal de koning hem naar het leven staan en de belofte, die besloten ligt in de zalving van David door Samuël, zal zijn vervulling kunnen krijgen. De tijding van Sauls dood wordt David gebracht door een opportunistische Amalekiet. Deze probeert voordeel te halen uit de dood van Saul – de een zijn dood is de ander zijn brood – die reeds in het slot van het eerste boek Samuël beschreven staat. Maar David kent de toedracht van de dood van Saul en zijn zonen – met name Jonatan, zijn vriend – niet. Deze Amalekiet gokt erop, dat David verguld zal zijn met de dood van zijn opponent. En dat David degene, die Saul gedood heeft, rijkelijk zal belonen. In zijn verhaal doet de Amalekiet het voorkomen alsof hij Saul een dienst heeft bewezen door hem te doden. Als bewijs van zijn aanwezigheid heeft hij de koninklijke diadeem van zijn hoofd en de armband meegenomen. Geheel in de lijn van zijn opportunisme biedt de Amalekiet (die zonder naam blijft!) deze tekenen van de koninklijke waardigheid aan David aan. De reactie van David is niet een van vreugde of opgewektheid. Ook die van de mannen met hem is niet van die aard. De geveinsde rouw bij de Amalekiet met zijn gescheurde kleren vindt zijn tegendeel in de oprechte rouw bij David en zijn mannen. Zij scheuren de kleren uit rouw over Saul en over Jonatan, over het volk van de HEER en het huis Israëls, zoals Jefta dat deed over zijn dochter toen zij hem tegemoetkwam. Onderwijl wacht de Amalekiet op zijn beloning. Hij heeft immers de genadestoot aan Saul toegediend. Door zijn optreden is de weg vrij voor David om het koningschap te claimen. David, die zojuist teruggekeerd was van een campagne tegen de Amalekieten om onder andere zijn twee vrouwen uit hun handen te redden. En nu staat er iemand van dit volk tegenover hem. Deze verhaalt hoe hij Saul (op diens verzoek zegt hij) gedood heeft. De reactie van David vormt zich onder de spanning van tegenstrijdige gevoelens. Uiteindelijk geeft één aspect de doorslag. De gezalfde van de HEER is gedood. Een vreemdeling, een Amalekiet, een erfvijand van Israël heeft zich aan de gezalfde van de HEER vergrepen. David gaat voorbij aan zijn eigen politieke gewin, dat hij uit de dood van Saul kan halen. Hij, die een bijzondere band met de HEER had, is in zijn eer geschonden door een heiden. Daarmee heeft deze de eer van de HEER zelf geschonden. Dat weegt het zwaarst voor David. De man naar Gods hart treedt hier voor het voetlicht. Met een vraag van deze strekking treedt David de Amalekiet tegemoet. De vraag bevat de mening van David. De Amalekiet had zich moeten ontzien om zijn hand uit te steken naar de gezalfde van de HEER. Nu dat niet zo is, zal deze ontvangen wat hem toekomt. Niet het opportunistische gewin, waarop hij gehoopt had. Maar zijn eigen ondergang, die hij bewerkt heeft door te gokken met de dood van de gezalfde van de HEER. De gezalfde is de messias. Voorzichtig is de lijn te trekken van deze gezalfde naar dé Gezalfde. Wie zich aan Hem vergrijpt, wie Hem ‘doodt’, getuigt tegen zichzelf en bewerkt zijn eigen ondergang. Dit geldt onverlet de verwerping door God van zijn gezalfde. Het mysterie van de verwerping van Saul, de gezalfde van de HEER, krijgt een ondoorgrondelijke diepte in het kruiswoord van dé Gezalfde: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? David liet zien, dat hij halt wist te houden uit gezag voor het gezalfd zijn door de HEER. De Amalekiet vergreep zich eraan. Wat van de HEER is, daar blijft een mens van af, zo was het ook in Jozua 7 met de goederen die onder de ban van HEER lagen. Dat is een zaak van dood of leven. Ds. Jurrien Mol Het scherpe kantje van Jefta Wandelend door Richteren voel je een steentje in je schoen, je stopt en trekt je schoen uit om je er snel van te ontdoen. Daar ligt het in je handen, opeens lees je een naam, het steentje, genaamd Jefta bleef steken in het gaan. Het is een beeld dat aanspreekt, we kennen het verhaal, de predikant die heeft gepreekt raakte ons allemaal, hij had een mooie uitleg van wat erg moeilijk is uit Rechters en Hebreeën, gelofte leidt tot droefenis. Geleid door; voor wat hoort wat, ze zullen eens wat zien, is dat dan niet wat heidens, is het wel God die ‘k dien? En wie stort wie in ‘t ongeluk, spreek je je dochter aan voor de gelofte die jij deed in overmoed ontstaan? We rouwen als gemeente hier met zijn dochter mee, het steentje dat bleef steken, het kerft een scherpe snee. God deed ons een belofte en heeft het ook volbracht, Hij hoeft totaal geen offer, Hij bracht het in Zijn nacht. Coby Poelman-Duisterwinkel Het bovenstaande gedicht werd geschreven door Coby Poelman-Duisterman uit Aduard na het horen van mijn preek over Jefta vanuit Rechters 11 en Hebreeën 11, die ik na de morgendienst van 23 juli in Nijega ’s avonds heb gehouden in de Martinikerk te Groningen. Ds. Jurrien Mol | ||
terug | ||